Het ontbrekende document

“Waar haalt hij het vandaan?,” vraagt prof.dr. Jan Lucassen zich af tijdens de presentatie van het boek Antihelden op 1 maart 2015. Hij doelt op mijn kwaliteiten als speurneus. Jan Lucassen heeft recht van spreken. Hij is zelf een van de zeldzame hoogleraren die altijd is blijven speuren in archieven, iets waar de meeste hoogleraren geen tijd voor of zin in hebben, omdat het werk zo arbeidsintensief is. Juist omdat hij een kenner van archieven is, is Jan Lucassen verbaasd over de schatten die ik vind in stapels oud papier.

Een truc heb ik niet, of het zou moeten zijn dat ik op plekken kijk, die anderen versmaden. Het boek Antihelden is begonnen met de brieven die de Rotterdamse havenarbeider Jan Zuijdmeer in 1813 schreef aan zijn zoon. Ik vind ze op een vrijdagmiddag in de zomer van 2006, net voor sluitingstijd van het archief in Maastricht. Wekenlang neem ik daar dossier na dossier door uit het rechterlijk archief, met het oog op de dissertatie die ik aan het schrijven ben. In de inventaris van dit rechterlijk archief uit de Franse tijd staan ook dossiers vermeld met restafval. Deze dossiers bevatten papieren die in beginsel nauwelijks bruikbaar zijn: losse stukken uit zaken die nooit tot een rechtsgang geleid hebben. Tot mijn verrassing en blijdschap tref ik uitgerekend in zo’n dossier de bundel brieven aan van Jan Zuijdmeer.

Soms zondig ik tegen mijn eigen principes. Dan laat ik documenten links liggen, omdat ze volgens de gangbare opinie niets voorstellen of omdat ze er helemaal niet zouden zijn. In een inventaris van het Nationaal Archief in Den Haag tref ik twee jaar geleden bijvoorbeeld een dossier aan dat relevant zou kunnen zijn voor het boek Antihelden. Het betreft de fregatten Waakzaamheid en Furie, die in 1798 worden buitgemaakt door de Britse marine, waarna de bemanning in Britse krijgsgevangenschap belandt. In Antihelden beschrijf ik deze krijgsgevangenschap aan de hand van een dagboek van een stuurman van de Waakzaamheid. Hoe veelbelovend dit dossier ook is, ik raadpleeg het niet, omdat er in de inventaris staat, dat de papieren over de Waakzaamheid en de Furie ontbreken. De papieren zijn er ooit geweest, maar ze bevinden zich niet meer in het dossier.

In juni 2015 – maanden nadat het boek Antihelden is verschenen – kan ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Bij een bezoek aan het Nationaal Archief in Den Haag vraag ik het dossier toch aan, ook al zou het relevante document ontbreken. Wat blijkt? In de dikke stapel papier tref ik het document over de Waakzaamheid en de Furie wél aan! Het ontbreekt helemaal niet – iemand van het Nationaal Archief heeft een fout gemaakt.

Het document bevat de officiële instructie aan de kapiteins van de fregatten Waakzaamheid en de Furie in 1798. Officieel dienen ze naar West-Indië te varen om de garnizoenen aldaar te bevoorraden en versterken. Het is een voorwendsel: in feite vertrekken de schepen met geweren voor een opstand van de katholieke Ieren tegen hun protestantse Engelse bezetters. Als ik kennis had gehad van dit document, zou dat niets hebben veranderd aan de tekst van Antihelden. Maar de les voor mij is duidelijk: vertrouw niet zomaar op wat anderen schrijven, maar trek elk draadje na, hoe fragiel het ook lijkt te zijn.

Die andere veldslag

Campe - herdenking Volkerenslag Leipzig#

De Waterloogekte is inmiddels in volle hevigheid losgebarsten. Daardoor lijkt het nu evident, dat de slag bij Waterloo de belangrijkste veldslag uit de napoleontische tijd is. Dit zit inmiddels zo verankerd in het collectieve geheugen, dat het op vloeken in de kerk lijkt om een ander geluid te laten horen.

Toch wordt het belang van de slag bij Waterloo mijns inziens zwaar overschat. Vanaf het moment waarop Napoleon in 1815 terugkeert uit zijn ballingsoord Elba, verenigen de geallieerden zich in een gezamenlijke strijd tegen Napoleon. Rusland, Oostenrijk, Pruisen, Groot-Brittannië en andere staten zullen ieder een groot leger op de been brengen voor deze strijd. Frankrijk is bij voorbaat kansloos tegen zo’n overmacht aan manschappen en geld.

Als er een beslissende slag is geleverd in de strijd tegen Napoleon, dan is het de slag bij Leipzig in oktober 1813. Het is de eerste keer dat de tegenstanders van Napoleon zich met elkaar hebben verbonden en samen de strijd aangaan tegen Napoleon. Meer dan driehonderdduizend man brengen ze bijeen, waar Napoleon er nog geen tweehonderdduizend tegenover kan stellen. Napoleon wordt bij Leipzig verpletterend verslagen en komt de klap nooit meer te boven. Dát is het keerpunt in de titanenstrijd waar Europa al twintig jaar in verwikkeld is.

De Duitsers beseffen dat ook, zoals uit bijgaande afbeelding blijkt. Het is een weergave van de feestelijke herdenking van de slag bij Leipzig. ’s Nachts worden overal op hoge punten in het landschap vreugdevuren ontstoken en wordt er vuurwerk afgestoken. Een militaire kapel speelt om de feestvreugde te verhogen. Het is een echt collectief feest. Het bovenschrift bij de prent zegt genoeg: ‘Der 18 October, oder das Fest aller Deutschen. So wurde – so wird in ewige Zeiten – der Jahrstag Deutschlands Rettung vom braven Volke gefeiert.’

De Volkerenslag bij Leipzig is de waterscheiding in de napoleontische oorlogen, niet alleen voor Duitsland, maar voor heel Europa. Deze slag wordt inderdaad nog herdacht, ruim tweehonderd jaar na dato, zoals de maker van de gravure al voorspelde. Maar de Duitsers konden niet vermoeden, dat hun herdenking anno 2015 volledig in de schaduw zou staan van de herdenking van de slag bij Waterloo.

Kadaverdiscipline in het Nederlandse leger anno 1815

Berka - N8426914_JPEG_25_25DM#

Op 20 maart 1815 arriveert Napoleon in Parijs na zijn ballingschap op het eiland Elba. De tegenstanders van Napoleon zijn in rep en roer en mobiliseren hun legers. Ook Nederland brengt meteen een mobiel legerkorps op de been voor de strijd tegen Frankrijk. Deze mobilisatie is vaak in nationalistische termen beschreven.

Een van de zorgen van de legerleiding vormen evenwel de napoleontische sympathieën van menige Nederlandse militair. Hoe loyaal zullen de troepen in een conflict met Frankrijk zijn?

Degenen die onder Napoleon ‘als gendarmes en douaniers gediend hebben’, worden het meest gevreesd. De legerleiding waarschuwt de commandanten van de eenheden waarin deze personen dienen. In deze brief, die in het Nationaal Archief in Den Haag berust, schrijft ze dat de voormalige gendarmes en douaniers met weemoed denken aan de tijd van Napoleon. Toen werden zij met respect behandeld, terwijl in het nieuwe Nederlandse leger een kadaverdiscipline heerst.

In de brief van de legerleiding wordt dat als volgt verwoord: ‘Deze kwalijk gezinden vervoegen zich in tapperijen [= kroegen] en wijnhuizen (…) en verklaren zich daar openlijk voor den persoon van Napoleon Bonaparte (…). Zij beklagen zich dat de soldaat thans door zijnen officier niet als een man behandeld wordt, dat men de eer in hem niet weet gaande te houden, maar dat deze door het slaan (…) wordt uitgedoofd.’

Napoleon staat tegenwoordig – terecht – als dictator te boek. Daardoor vergeten we gemakkelijk dat de soldaten in het leger van Napoleon met meer respect werden behandeld dan de soldaten in de andere Europese legers van die tijd. De Nederlanders die onder Napoleon hadden gediend, vergaten dat in 1815 evenwel niet.

Op de afbeelding staat helemaal rechts een gendarme uit de napoleontische tijd.

Welkom!

Joost Welten 100921#

Welkom op het weblog van Joost Welten. Mijn fascinatie voor de Franse tijd heeft geleid tot boeken als In dienst voor Napoleons Europese droom. De verstoring van de plattelandssamenleving in Weert (bekroond door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen), Met Napoleon naar Moskou. De ongelooflijke overlevingstocht van Joseph Abbeel (samen met Johan De Wilde) en Antihelden. Bijzondere levens van gewone mensen uit de tijd van Napoleon. Daarmee ben ik nog niet uitgeschreven over dit tijdvak van revolutie en oorlog. De verwondering over de Franse tijd voert me telkens naar nieuwe bronnen. In deze blog doe ik daarvan verslag.