Historici hebben de douane in de napoleontische tijd altijd stiefmoederlijk bedeeld. Het gebrek aan aandacht voor deze dienst, die de smokkel langs de landsgrenzen moest tegengaan, is ongetwijfeld een gevolg van een brand in Parijs in 1871, waarbij het archief van de douane verloren is gegaan. Wie onderzoek wil doen naar het functioneren van de douane, moet zijn gegevens dus moeizaam bijeensprokkelen in allerlei plaatselijke archieven. Laat dat nu net een kolfje naar mijn hand zijn. In enkele publicaties, zoals hoofdstuk 4 van mijn dissertatie In dienst voor Napoleons Europese droom, heb ik het dagelijks reilen en zeilen van de douane dan ook in kaart gebracht.
Dagboeken, persoonlijke brieven en memoires van douaniers zouden bij het onderzoek erg behulpzaam kunnen zijn, maar zij zijn extreem zeldzaam. Douaniers zijn blijkbaar geen schrijvers. Des te belangrijker zijn de memoires van Louis Gruyer, getiteld Souvenirs d’un gabelou de Napoléon. Louis Gruyer is geboren en getogen in Brussel. Nadat hij in Parijs vergeefs probeert om toegelaten te worden tot de prestigieuze Ecole Polytechnique, meldt hij zich bij het leger. Met Napoleon trekt hij in mei 1800 de besneeuwde Grote Sint Bernardspas over. In 1801 verruilt hij het leger voor de douane.
Hoewel ik deze memoires lees als wetenschappelijke bron, beland ik tot mijn verrassing in een liefdesroman. Louis Gruyer beschrijft zijn opeenvolgende liefdes en amourettes, waarbij drie vrouwen eruit springen: Charlotte uit Brussel, Carinette uit Narbonne et Annette uit Voghera. Van deze drie wekt het laatste meisje verreweg de meeste sympathie op.
Voor ik hier verder op inga, dien ik Louis Gruyer te karakteriseren. Hij is een intelligente persoon, zoals blijkt uit de zorgvuldige en eerlijke formulering van zijn herinneringen. Als kind spreekt hij moeilijk: hij kan zich niet gemakkelijk uiten. (p. 26) Hij omschrijft zichzelf als enerzijds timide en gevoelig en anderzijds serieus, streng en kil. (p. 38)
Hoewel het hele levensverhaal een tragische ondertoon heeft, vormt de verliefdheid op Annette zoals gezegd het hoogtepunt, of beter gezegd het dieptepunt, ervan. Annette is de dochter van de bakker in Voghera, een stad in het noorden van Italië die destijds behoort tot Frankrijk. Louis arriveert op 5 november 1809 in deze stad, als inspecteur van de douane, een functie waarmee hij het alleszins respectabele salaris van 4.000 franc per jaar verdient. Annette is volgens Louis Gruyer niet alleen het knapste meisje van de stad, maar ze heeft ook een innemend karakter. Aanvankelijk gaat zij niet in op de avances van Louis, waarschijnlijk omdat ze weet dat mannen uit de gegoede klasse haar alleen zien als een te winnen prijs en niet als een levenspartner. De verliefdheid van Louis gaat evenwel dieper en uiteindelijk beantwoordt zij zijn gevoelens. Toch durft Louis de bakkersdochter niet te trouwen vanwege het standsverschil. Hij schrijft er – met terugwerkende kracht – over: ‘ik hield waanzinnig van haar (…). Maar de vooroordelen! De publieke opinie, die koningin van de wereld die men dient te respecteren, dat wil zeggen, over wie men overeengekomen is dat men haar dient te respecteren, hoe bizar zij ook is, belette me om een buitenissige stap te zetten.’ (p. 219)
Zijn hoofd zit zijn hart in de weg. Andersom wil Annette geen openlijke relatie met Louis – en al helemaal geen lichamelijke intimiteiten – zonder een concrete huwelijksbelofte. Achteraf is het jammer voor beide partijen dat ze zo streng zijn. Zou Annette haar geliefde Louis hebben verleid en zwanger zijn geworden, dan zou hij met haar getrouwd zijn. Hij heeft te veel eergevoel en geeft te veel om het meisje om haar in zo’n geval in de steek te laten. Eigenlijk heeft hij een excuus nodig om zijn standsbesef op te kunnen geven, maar dat excuus biedt zij hem niet. Gruyer wordt uiteindelijk slachtoffer van zijn eigen kilheid: hij durft zijn hart niet te laten spreken en blijft alleen achter. Nimmer zal hij trouwen.
Brusselaar Louis Gruyer zou Annette nooit hebben ontmoet als hij geen ambtenaar zou zijn bij de douane en daardoor op allerlei posten in het napoleontische rijk terecht zou komen, zoals in Voghera. Deze verwevenheid van wereldgeschiedenis en persoonlijk lief en leed vormt ook de kern van de boeken die ik zelf schrijf over het napoleontische tijdvak. Over de douane kom ik al met al niet zoveel te weten in de memoires van deze douanier, maar over liefde in de tijd van Napoleon des te meer.