Wie historisch onderzoek verricht, raakt vroeger of later vertrouwd met de personen over wie hij schrijft. Wanneer ik in een archief een map met documenten uit de Franse tijd doorneem, herken ik bijvoorbeeld meteen het handschrift van Henry Bloemarts, de maire van Weert, of van Roggieri, de prefect van het departement Nedermaas. Deze mensen zijn in zekere zin bekenden van mij geworden, ook al waren ze al meer dan een eeuw dood toen ik werd geboren. Mijn hart gaat zelfs iets sneller kloppen van een brief van hen, benieuwd als ik ben of ze in hun geschriften een facet van henzelf tonen, dat ik nog niet kende.
De afgelopen week wees een lezer van mijn boek In dienst voor Napoleons Europese droom me erop, dat op een veilingsite een brief te koop wordt aangeboden van een van de hoofdpersonen uit dat boek. Jean François Coppers, de zoon van een nachtwaker uit Weert, diende als remplaçant in het leger van Napoleon. Samen met een hele groep andere dienstplichtige jongens uit de regio rond Weert, onder wie Dominicus Kneepkens, vertrok Jean François Coppers op 22 september 1806 naar zijn legereenheid, het 102e linieregiment infanterie. De mars naar de kazerne was lang, want die kazerne lag in het noorden van Italië.
Na een voettocht van bijna twee maanden kwam Coppers eindelijk op de plaats van bestemming aan: Bozzolo. Vier dagen later, op 20 november 1806, schreef hij een brief aan zijn ouders, of beter gezegd, hij liet een brief schrijven, want hij was zelf analfabeet. Hij liet weten dat hij over heel hoge bergen had moeten marcheren. De bergen waren zelfs zo hoog, ‘dat ik eenen esel hebt moeten hueren om den berg op te ryden.’ De huur van de ezel – vermoedelijk om de 2083 meter hoge Col du Mont Cénis te beklimmen – had hem vier franc gekost.In hoofdstuk 17 van het boek In dienst voor Napoleons Europese droom staan meer wederwaardigheden vermeld van Jean François Coppers, van wie ik in archieven drie brieven had gevonden. Coppers spreekt daarin vrijuit en zelfs ietwat naïef, wat de teksten een grote charme geeft. Hier krijgt een analfabeet een stem – iets wat uiterst zeldzaam is in de geschiedenis.
En nu is er dan een vierde brief van Coppers terecht! Uit zijn eerdere brieven wisten we dat hij in het najaar van 1807 na geforceerde marsen in de Toscaanse havenstad Livorno was terechtgekomen om er de Engelsen te verdrijven, waarna hij verder was getrokken om Rome te veroveren. Na een brief van 8 maart 1808 uit die stad, waarin hij onder andere de pracht van de Sint Pieterskerk had bezongen, raakte ik het spoor van hem een beetje bijster. Wel vermoedde ik dat hij samen met de rest van het regiment deel had genomen aan de veldtocht van 1809 tegen Oostenrijk. Het 102e linieregiment had het tijdens die veldtocht driemaal zwaar te verduren gehad: tijdens de veldslagen van Sacile, Raab en Wagram.
De brief die nu boven water is gekomen, dateert van 26 februari 1810. Coppers blikt hierin terug op de veldtocht. Hij heeft wel acht maanden ‘in het veld gelegen’ en veel doorstaan, maar het ging hem goed, totdat hij gewond was geraakt en in een hospitaal terechtkwam. De gruwelijkheden van de oorlog spatten opeens van de pagina af:
‘maer doen [= toen] ik in het hospitael was daer begost [= begon] het my te verdrieten want die arm of been afhadden moesten drie vier dagen blyven liegen [= liggen] sonder verbonden te wierden zoe dat ik daer myn grotsten verdriet gesien heb’.
Hoewel Coppers niet schrijft in welke slag hij gewond is geraakt, mogen we aannemen dat het in de meerdaagse slag bij Wagram, ten oosten van Wenen, is gebeurd. Coppers schrijft namelijk ‘dat wy un batalie [= veldslag] gemaekt hebben die vier dagen en vier nagten geduert heeft sonder ophouden soo dat de lyken van de dode tot den boksebant [= broekriem] dik lage’. Coppers heeft daarna drie maanden in het hospitaal gelegen, maar is inmiddels genezen. Hij is februari 1810 weer bij zijn regiment, dat naar het noorden van Italië is teruggekeerd. Ditmaal is hij gelegerd in San Daniele del Friule, ten noordwesten van Udine.
Coppers schrijft aan zijn vader en (stief-)moeder in Weert niet alleen over zijn eigen wederwaardigheden. In een postscriptum vermeldt hij: ‘Myne cameraet Adrianus Gielissen versoekt hem eens laeten te weten hoe het met zijne moeder gaet en zyne zuster die by Vanderpiepen woont of woonagtig is geweest.’ Adrianus Gielissen was een andere remplaçant uit Weert die in het 102e regiment linie-infanterie diende. Dat Adrianus alleen naar zijn moeder informeerde en niet naar zijn vader, had een bijzondere reden: Adrianus was een buitenechtelijk kind. De moeder was nooit getrouwd. Het waren arme jongens die brood zagen in het gevaarlijke maar goedbetaalde werk van remplaçant in het leger.
Is dit nu het laatste wat we ooit zullen weten van Jean François Coppers? Nee, want in een oude veilingcatalogus heb ik een vermelding gevonden van een andere brief van hem. Coppers schreef die brief vanuit Puycerda, een stad in het Spaanse Catalonië waar het 102e regiment in de jaren 1812-1813 vocht. Alleen is de inhoud van die brief mij nog onbekend. Wel weet ik dat Coppers in mei 1813 werd geschrapt uit het stamboek van zijn regiment, omdat hij al enige tijd krijgsgevangene was van de Spaanse guerrilla’s. Iedereen die bekend is met die guerrillastrijd, weet dat de kans heel klein was om als napoleontische militair levend uit de handen van guerrilla’s te komen. Naderhand is er dan ook niets meer van Coppers vernomen. Maar ook al weet ik min of meer dat hij in 1813 een trieste dood is gestorven, wat zou ik er veel voor over hebben om nog een levensteken van hem te vernemen, zoals de brief uit Puycerda die waarschijnlijk bij een verzamelaar van poststempels berust. Jean François Coppers – hij is een oude bekende geworden.
Goedemiddag. Ik ben op dit moment bezig met een wetenschappelijk onderzoek naar de uitvoering van het keizerlijk decreet van 19 januari 1811 dat alle arrondissementen in het gehele rijk een vondelingentehuis moesten oprichten. Onderdeel van de achtergronden vormt de conscriptie. Graag leg ik u een vraag voor over Napoleons ervaringen in onder meer Weert die een wat uitgebreidere toelichting vereist. Kan ik u hierover mailen? Zo ja, wat is uw mailadres?
LikeLike